Sjaak de Gouw en Florien van der Windt werken beiden als directeur publieke gezondheid aan een gezonde leefomgeving. Hij doet dat lokaal en zij landelijk. Om bij dit brede onderwerp succes te hebben zul je moeten samenwerken en focus aanbrengen, vinden ze. ‘De urgentie zit vooral bij het verkleinen van gezondheidsverschillen.’
De twee dialoogpartners ontmoeten elkaar in het kantoor van De Gouw in Leiden. Het is een dag voor zijn afscheidssymposium. Toch heeft De Gouw tijd vrijgemaakt om met Van der Windt te spreken over dit onderwerp dat hem nauw aan het hart gaat. Hij werkt al 22 jaar voor GGD/GHOR Hollands Midden. ‘Toen ik in dienst kwam bij de GGD voelde dit als thuiskomen’, vertelt hij. ‘Ik heb een verleden als arts. Ik ontdekte een passie voor het, via beleid, werken aan publieke gezondheid. De GGD is een walhalla voor wie dat wil. Wij bewaken, beschermen en bevorderen de publieke gezondheid voor gemeenten, en met de hele samenleving. Werken aan de gezonde leefomgeving hoort daarbij. Volgens het model van Lalonde bepalen de fysieke en sociale omgeving bepalen – naast genetica, leefstijl en kwaliteit van zorg – hoe gezond we zijn.’
‘De urgentie zit vooral bij de gezondheidsverschillen. Als je de Haagse wijk Benoordenhout vergelijkt met de Schilderswijk dan zijn de verschillen enorm.’
De leefomgeving gezonder maken is best een uitdaging, benadrukt De Gouw. ‘Bewaken en beschermen van de gezondheid vinden we bij de GGD relatief eenvoudig. Maar het bevorderen – het zo inrichten van de omgeving dat dit een positieve invloed heeft – is een relatief nieuwe tak van sport. Daarvan weten we nog te weinig. Zo zouden we meer kennis willen hebben over hoe we groepen moeten ondersteunen die meer dan gemiddeld met gezondheidsproblemen kampen.’
Wat het thema gezonde leefomgeving ook uitdagend maakt is de veelomvattendheid. Gezondheid gaat niet alleen om fysiek maar ook om mentaal welbevinden en wordt beïnvloed door een waaier aan factoren: onze voeding, de lucht die we inademen, geluid en nog veel meer. En bij de leefomgeving hebben we het over de voortdurend veranderende ruimte waarin we verkeren. Wie daaraan iets wil verbeteren, moet over de grenzen van disciplines en domeinen kijken.
Van der Windt: ‘Deze problematiek kan niet binnen één ministerie worden opgelost. Het vraagt om het bij elkaar brengen van partijen. Ik loop de deuren plat in Den Haag, bijvoorbeeld bij collega’s die zich bezighouden met de woningbouwopgave. Wij proberen ervoor te zorgen dat ze gezondheid meewegen en een plek geven in hun aanpak.’
Ook op lokaal niveau is het hard werken om publieke gezondheid op de politieke agenda te krijgen en te houden. In een promotieonderzoek naar de effectiviteit van het lokaal beleid voor publieke gezondheid (2012), merkte De Gouw dat er niet of nauwelijks sprake is van integraal beleid. ‘Dat heeft te maken met verkokering bij gemeenten. Er zijn altijd thema’s in portefeuilles die nu de aandacht eisen en even belangrijk zijn. Ook ontbreekt de routine om publieke gezondheid op de politieke agenda te houden. Als je wat wilt bereiken, moet je gezondheid op bestuurlijk vlak echt belangrijk maken. Stel gezondheidsdoelen en maak concreet wat eenieder binnen zijn of haar portefeuille gaat doen om deze te bereiken. In Utrecht besprak het hele college iedere 3 maanden over grote verbeterprogramma’s voor volksgezondheid. Iedereen werd bevraagd: wat heb jij daaraan gedaan? Dat zouden meer colleges moeten doen. Daar is draagvlak voor. Immers, vraag burgers wat ze belangrijk vinden en ze zeggen: gezondheid!’ Volgens De Gouw mag het Rijk meer sturen op integraal gemeentelijk gezondheidsbeleid.
Florien van der Windt
directeur Publieke Gezondheid VWS
Van der Windt: ‘Ik denk dat we daar ook mee bezig zijn. In het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) worden gemeenten en GGD’en uitgedaagd om binnen hun regio integrale plannen te maken, ook over de gezonde leefomgeving. Om daar een succes van te maken zullen we wel meer instrumenten moeten aanreiken hoe ze dat beter kunnen doen. Denk bijvoorbeeld aan ontwerpprincipes voor de ruimtelijke omgeving. Een voorbeeld is een geitenhouderij. Daarbij wil je weten: op welke woonafstand loop je wel of niet het risico om ziek te worden.’
Er is zeker momentum om de gezonde leefomgeving hoog op de politieke agenda’s te krijgen. Het thema leeft bij de burger. Dat blijkt wel uit de discussies over vervuiling door Tata Steel in IJmuiden en Chemours in Dordrecht. Als gevolg daarvan heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) erop gewezen dat de overheid de gezondheid van omwonenden van industriële bedrijven actiever dient te beschermen. Het is nu niet altijd even duidelijk hoe gezondheid door de lokale overheid is meegewogen, bijvoorbeeld bij milieuvergunningen.
‘Ook de digitale omgeving is onderdeel van de leefomgeving en kan een enorme impact hebben op gezondheid. Zo zie je maar weer hoe breed dit onderwerp is!’
Van der Windt vindt dat gemeenten meer medisch milieukundige informatie moeten krijgen zodat ze gezondheid beter kunnen meewegen in beleid en vergunningverlening. Ze werkt mee aan een verkenning hoe de adviesrol van de GGD versterkt kan worden. De directeur publieke gezondheid van VWS benadrukt dat we wel moeten beseffen dat gezondheid één van de af te wegen belangen is. ‘We willen erg veel in onze schaarse ruimte: mobiliteit, toegang tot groen, wonen, werken en ook nog gezond zijn. Gezondheid kan daar niet altijd als enige op één staan. De nieuwe tak van sport is: hoe zorgen we ervoor dat gezondheid volwaardig wordt afgewogen te midden van alle andere belangen?’
De Gouw: ‘Wie in de Randstad woont, weet dat dit een omgeving is waar toch een druk op gezondheid zit. Waarbij een afweging plaatsvindt tussen hoe belangrijk gezondheid is ten opzichte van economie, wonen, welzijn, cultuur, onderwijs en verbinding in de sociale omgeving.’
De Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving heeft geadviseerd om te werken met wettelijk verankerde gezondheidsdoelen. De landelijke GGD/GHOR staat daar niet onwelwillend tegenover. De Gouw gelooft ook wel dat dit kan werken, als aan strikte voorwaarden wordt voldaan. ‘Het belangrijkste is dat ze onderdeel zijn van een kabinetsbrede aanpak en worden onderschreven door wie ermee aan de slag moet. Daarnaast zijn urgentie, oplossingsrichtingen en maatschappelijk draagvlak noodzakelijk. Een mooi voorbeeld vind ik hoe kinderarts Nico van der Lely alcoholmisbruik op de politieke agenda heeft gezet. Hij vertelde op de landelijke televisie hoe jonge tieners in het ziekenhuis belandden door comazuipen. Dit leidde tot maatschappelijke verontwaardiging. Voor het eerst in de parlementaire geschiedenis kwam er een taskforce met 12 ministeries die samenwerkten aan het voorkomen van alcoholmisbruik. Dat heeft geleid tot hogere accijnzen, gebiedsverboden, leeftijdsgrenzen, voorlichtingscampagnes, reductie van verkooppunten en strengere verkeershandhaving.’
Sjaak de Gouw
directeur Publieke Gezondheid GGD/GHOR Hollands Midden (tot juni 2024)
De vraag rijst wat nu voldoende urgentie heeft om aan te pakken. Waarop moeten we gaan focussen bij het thema gezonde leefomgeving?
De Gouw: ‘De urgentie zit vooral bij de gezondheidsverschillen. Als je de Haagse wijk Benoordenhout vergelijkt met de Schilderswijk dan zijn de verschillen enorm. Dat zie je aan de omgeving, bijvoorbeeld aan het verschil in de dichtheid van aanbieders van fastfood. We moeten veel meer werken aan gelijkheid in omgevingskwaliteit, analyseren waar de knelpunten zitten, en kijken welke maatregelen daar kunnen werken.’
In het overheidsbeleid is zeker aandacht voor het terugdringen van verschillen. Van der Windt vertelt over het programma Leefbaar en Veiligheid. In 20 wijken wordt gewerkt aan het terugbrengen van achterstanden, ook in gezondheid. Dat gebeurt met integrale teams die kijken naar werk, school en omgeving.
Van der Windt: ‘Zelf ben ik betrokken bij het verbeteren van de wijk Leeuwarden-Oost. De zorguitgaven in brede zin zijn daar per persoon 2.000 euro, terwijl het gemiddelde in Leeuwarden 900 euro bedraagt. Het Programma Leeuwarden-Oost zorg voor allerlei voorzieningen zoals buurtgezinnen die probleemgezinnen ondersteunen, zodat die minder stress ervaren. Hoe integraal de aanpak is zie je bij de herbestemming van het oude Cambuurstadion in deze wijk. Burgers worden betrokken bij de inrichting van de omgeving die vrijkomt, nu het voetbalstadion naar een andere locatie gaat. De bedoeling is dat een nieuwe groene, gezonde en sociale omgeving ontstaat waar bewoners weer trots op kunnen zijn. Er komen nieuwe woningen, maar ook een ‘skills garden’. Dat is een centrale plek gericht op ontmoeten, bewegen en sporten. Dit concept is gebaseerd op kennis over bewegen. Het gebied waar het stadion stond wordt divers en voor alle leeftijden. Het gaat bijdragen aan sociale cohesie, opleidingen, participatie en werk.’
In de dialoog tussen De Gouw en Van der Windt komt voortdurend het belang van domein-overstijgend samenwerken terug. Verwachten zij dat dit dankzij het Integraal Zorg Akkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) een vlucht neemt? De overheid investeert immers in regionale samenwerking tussen domeinen en disciplines...
Van der Windt: ‘Dankzij die akkoorden zijn werelden zoals die van de zorg en de gemeenten samengebracht. Ze voelen zich zo samen verantwoordelijk voor de problematiek. De kunst is om die nieuwe vormen van ketensamenwerking structureel te maken. Dat wordt met het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet wel een uitdaging. Er wordt veel bezuinigd op preventie. Dat kan een wissel trekken op de samenwerking.’
De Gouw: ‘Wat telt is dat partijen samen tot nieuwe initiatieven komen. Een voorbeeld daarvan is De Gezonde School. Daar is een van de initiatieven dat scholen samenwerken met buitenschoolse opvang en sportverenigingen, om kinderen meer in beweging te krijgen. Zo ontstaan nieuwe dingen die zeker van blijvende aard kunnen zijn. Het zijn optimistisch stemmende stapjes in het oplossen van een complex probleem.’
Van der Windt: ‘Het succes hangt af van met wie je je dingen doet en hoe je ze organiseert. Een mooi voorbeeld is ook het project Kansrijke Start waarmee we de eerste duizend dagen van een kind willen verbeteren. Dat werkt goed omdat gynaecologen, verloskundigen, kraamzorg, sociaal werkers en de eerste lijn elkaar weten te vinden.’
Tot slot komen we nog even terug op kennis over de gezonde leefomgeving. Is die er voldoende en wordt de bestaande kennis genoeg gebruikt?
De Gouw: ‘Dat kan beter. Ik ben een voorstander van veel vaker gebruiken van kennis van sociale psychologie, marketing, bestuurskunde en beleidswetenschappen. Winkels richten hun schappen in op basis van kennis over koopgedrag. Je zou gedragsdeskundigen vaker willen betrekken bij de inrichting van de leefomgeving. Dat doen wij nog niet. Terwijl die deskundigheid er wel is. Een mooi voorbeeld is de pianotrap in Stockholm die mensen verleidde de trap te nemen.’
Van der Windt: ‘Waar we ook meer kennis over moeten hebben en benutten is social media. Je ziet daar dat influencers twijfel zaaien over het belang van vaccineren en anticonceptie. Ook de digitale omgeving is onderdeel van de leefomgeving en kan een enorme impact hebben op gezondheid. Zo zie je maar weer hoe breed dit onderwerp is!’ ←
Sjaak de Gouw en Florien van der Windt werken beiden als directeur publieke gezondheid aan een gezonde leefomgeving. Hij doet dat lokaal en zij landelijk. Om bij dit brede onderwerp succes te hebben zul je moeten samenwerken en focus aanbrengen, vinden ze. ‘De urgentie zit vooral bij het verkleinen van gezondheidsverschillen.’
De twee dialoogpartners ontmoeten elkaar in het kantoor van De Gouw in Leiden. Het is een dag voor zijn afscheidssymposium. Toch heeft De Gouw tijd vrijgemaakt om met Van der Windt te spreken over dit onderwerp dat hem nauw aan het hart gaat. Hij werkt al 22 jaar voor GGD/GHOR Hollands Midden. ‘Toen ik in dienst kwam bij de GGD voelde dit als thuiskomen’, vertelt hij. ‘Ik heb een verleden als arts. Ik ontdekte een passie voor het, via beleid, werken aan publieke gezondheid. De GGD is een walhalla voor wie dat wil. Wij bewaken, beschermen en bevorderen de publieke gezondheid voor gemeenten, en met de hele samenleving. Werken aan de gezonde leefomgeving hoort daarbij. Volgens het model van Lalonde bepalen de fysieke en sociale omgeving bepalen – naast genetica, leefstijl en kwaliteit van zorg – hoe gezond we zijn.’
De leefomgeving gezonder maken is best een uitdaging, benadrukt De Gouw. ‘Bewaken en beschermen van de gezondheid vinden we bij de GGD relatief eenvoudig. Maar het bevorderen – het zo inrichten van de omgeving dat dit een positieve invloed heeft – is een relatief nieuwe tak van sport. Daarvan weten we nog te weinig. Zo zouden we meer kennis willen hebben over hoe we groepen moeten ondersteunen die meer dan gemiddeld met gezondheidsproblemen kampen.’
Wat het thema gezonde leefomgeving ook uitdagend maakt is de veelomvattendheid. Gezondheid gaat niet alleen om fysiek maar ook om mentaal welbevinden en wordt beïnvloed door een waaier aan factoren: onze voeding, de lucht die we inademen, geluid en nog veel meer. En bij de leefomgeving hebben we het over de voortdurend veranderende ruimte waarin we verkeren. Wie daaraan iets wil verbeteren, moet over de grenzen van disciplines en domeinen kijken.
Van der Windt: ‘Deze problematiek kan niet binnen één ministerie worden opgelost. Het vraagt om het bij elkaar brengen van partijen. Ik loop de deuren plat in Den Haag, bijvoorbeeld bij collega’s die zich bezighouden met de woningbouwopgave. Wij proberen ervoor te zorgen dat ze gezondheid meewegen en een plek geven in hun aanpak.’
Ook op lokaal niveau is het hard werken om publieke gezondheid op de politieke agenda te krijgen en te houden. In een promotieonderzoek naar de effectiviteit van het lokaal beleid voor publieke gezondheid (2012), merkte De Gouw dat er niet of nauwelijks sprake is van integraal beleid. ‘Dat heeft te maken met verkokering bij gemeenten. Er zijn altijd thema’s in portefeuilles die nu de aandacht eisen en even belangrijk zijn. Ook ontbreekt de routine om publieke gezondheid op de politieke agenda te houden. Als je wat wilt bereiken, moet je gezondheid op bestuurlijk vlak echt belangrijk maken. Stel gezondheidsdoelen en maak concreet wat eenieder binnen zijn of haar portefeuille gaat doen om deze te bereiken. In Utrecht besprak het hele college iedere 3 maanden over grote verbeterprogramma’s voor volksgezondheid. Iedereen werd bevraagd: wat heb jij daaraan gedaan? Dat zouden meer colleges moeten doen. Daar is draagvlak voor. Immers, vraag burgers wat ze belangrijk vinden en ze zeggen: gezondheid!’ Volgens De Gouw mag het Rijk meer sturen op integraal gemeentelijk gezondheidsbeleid.
‘De nieuwe tak van sport is: hoe zorgen we ervoor dat gezondheid volwaardig wordt afgewogen te midden van alle andere belangen?’
Van der Windt: ‘Ik denk dat we daar ook mee bezig zijn. In het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) worden gemeenten en GGD’en uitgedaagd om binnen hun regio integrale plannen te maken, ook over de gezonde leefomgeving. Om daar een succes van te maken zullen we wel meer instrumenten moeten aanreiken hoe ze dat beter kunnen doen. Denk bijvoorbeeld aan ontwerpprincipes voor de ruimtelijke omgeving. Een voorbeeld is een geitenhouderij. Daarbij wil je weten: op welke woonafstand loop je wel of niet het risico om ziek te worden.’
Er is zeker momentum om de gezonde leefomgeving hoog op de politieke agenda’s te krijgen. Het thema leeft bij de burger. Dat blijkt wel uit de discussies over vervuiling door Tata Steel in IJmuiden en Chemours in Dordrecht. Als gevolg daarvan heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) erop gewezen dat de overheid de gezondheid van omwonenden van industriële bedrijven actiever dient te beschermen. Het is nu niet altijd even duidelijk hoe gezondheid door de lokale overheid is meegewogen, bijvoorbeeld bij milieuvergunningen.
Van der Windt vindt dat gemeenten meer medisch milieukundige informatie moeten krijgen zodat ze gezondheid beter kunnen meewegen in beleid en vergunningverlening. Ze werkt mee aan een verkenning hoe de adviesrol van de GGD versterkt kan worden. De directeur publieke gezondheid van VWS benadrukt dat we wel moeten beseffen dat gezondheid één van de af te wegen belangen is. ‘We willen erg veel in onze schaarse ruimte: mobiliteit, toegang tot groen, wonen, werken en ook nog gezond zijn. Gezondheid kan daar niet altijd als enige op één staan. De nieuwe tak van sport is: hoe zorgen we ervoor dat gezondheid volwaardig wordt afgewogen te midden van alle andere belangen?’
De Gouw: ‘Wie in de Randstad woont, weet dat dit een omgeving is waar toch een druk op gezondheid zit. Waarbij een afweging plaatsvindt tussen hoe belangrijk gezondheid is ten opzichte van economie, wonen, welzijn, cultuur, onderwijs en verbinding in de sociale omgeving.’
De Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving heeft geadviseerd om te werken met wettelijk verankerde gezondheidsdoelen. De landelijke GGD/GHOR staat daar niet onwelwillend tegenover. De Gouw gelooft ook wel dat dit kan werken, als aan strikte voorwaarden wordt voldaan. ‘Het belangrijkste is dat ze onderdeel zijn van een kabinetsbrede aanpak en worden onderschreven door wie ermee aan de slag moet. Daarnaast zijn urgentie, oplossingsrichtingen en maatschappelijk draagvlak noodzakelijk.
Een mooi voorbeeld vind ik hoe kinderarts Nico van der Lely alcoholmisbruik op de politieke agenda heeft gezet. Hij vertelde op de landelijke televisie hoe jonge tieners in het ziekenhuis belandden door comazuipen. Dit leidde tot maatschappelijke verontwaardiging. Voor het eerst in de parlementaire geschiedenis kwam er een taskforce met 12 ministeries die samenwerkten aan het voorkomen van alcoholmisbruik. Dat heeft geleid tot hogere accijnzen, gebiedsverboden, leeftijdsgrenzen, voorlichtingscampagnes, reductie van verkooppunten en strengere verkeershandhaving.’
‘De urgentie zit vooral bij de gezondheidsverschillen. Als je de Haagse wijk Benoordenhout vergelijkt met de Schilderswijk dan zijn de verschillen enorm.’
De vraag rijst wat nu voldoende urgentie heeft om aan te pakken. Waarop moeten we gaan focussen bij het thema gezonde leefomgeving?
De Gouw: ‘De urgentie zit vooral bij de gezondheidsverschillen. Als je de Haagse wijk Benoordenhout vergelijkt met de Schilderswijk dan zijn de verschillen enorm. Dat zie je aan de omgeving, bijvoorbeeld aan het verschil in de dichtheid van aanbieders van fastfood. We moeten veel meer werken aan gelijkheid in omgevingskwaliteit, analyseren waar de knelpunten zitten, en kijken welke maatregelen daar kunnen werken.’
In het overheidsbeleid is zeker aandacht voor het terugdringen van verschillen. Van der Windt vertelt over het programma Leefbaar en Veiligheid. In 20 wijken wordt gewerkt aan het terugbrengen van achterstanden, ook in gezondheid. Dat gebeurt met integrale teams die kijken naar werk, school en omgeving.
Van der Windt: ‘Zelf ben ik betrokken bij het verbeteren van de wijk Leeuwarden-Oost. De zorguitgaven in brede zin zijn daar per persoon 2.000 euro, terwijl het gemiddelde in Leeuwarden 900 euro bedraagt. Het Programma Leeuwarden-Oost zorg voor allerlei voorzieningen zoals buurtgezinnen die probleemgezinnen ondersteunen, zodat die minder stress ervaren. Hoe integraal de aanpak is zie je bij de herbestemming van het oude Cambuurstadion in deze wijk. Burgers worden betrokken bij de inrichting van de omgeving die vrijkomt, nu het voetbalstadion naar een andere locatie gaat. De bedoeling is dat een nieuwe groene, gezonde en sociale omgeving ontstaat waar bewoners weer trots op kunnen zijn. Er komen nieuwe woningen, maar ook een ‘skills garden’. Dat is een centrale plek gericht op ontmoeten, bewegen en sporten. Dit concept is gebaseerd op kennis over bewegen. Het gebied waar het stadion stond wordt divers en voor alle leeftijden. Het gaat bijdragen aan sociale cohesie, opleidingen, participatie en werk.’
In de dialoog tussen De Gouw en Van der Windt komt voortdurend het belang van domein-overstijgend samenwerken terug. Verwachten zij dat dit dankzij het Integraal Zorg Akkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) een vlucht neemt? De overheid investeert immers in regionale samenwerking tussen domeinen en disciplines...
Van der Windt: ‘Dankzij die akkoorden zijn werelden zoals die van de zorg en de gemeenten samengebracht. Ze voelen zich zo samen verantwoordelijk voor de problematiek. De kunst is om die nieuwe vormen van ketensamenwerking structureel te maken. Dat wordt met het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet wel een uitdaging. Er wordt veel bezuinigd op preventie. Dat kan een wissel trekken op de samenwerking.’
De Gouw: ‘Wat telt is dat partijen samen tot nieuwe initiatieven komen. Een voorbeeld daarvan is De Gezonde School. Daar is een van de initiatieven dat scholen samenwerken met buitenschoolse opvang en sportverenigingen, om kinderen meer in beweging te krijgen. Zo ontstaan nieuwe dingen die zeker van blijvende aard kunnen zijn. Het zijn optimistisch stemmende stapjes in het oplossen van een complex probleem.’
Van der Windt: ‘Het succes hangt af van met wie je je dingen doet en hoe je ze organiseert. Een mooi voorbeeld is ook het project Kansrijke Start waarmee we de eerste duizend dagen van een kind willen verbeteren. Dat werkt goed omdat gynaecologen, verloskundigen, kraamzorg, sociaal werkers en de eerste lijn elkaar weten te vinden.’
Tot slot komen we nog even terug op kennis over de gezonde leefomgeving. Is die er voldoende en wordt de bestaande kennis genoeg gebruikt?
De Gouw: ‘Dat kan beter. Ik ben een voorstander van veel vaker gebruiken van kennis van sociale psychologie, marketing, bestuurskunde en beleidswetenschappen. Winkels richten hun schappen in op basis van kennis over koopgedrag. Je zou gedragsdeskundigen vaker willen betrekken bij de inrichting van de leefomgeving. Dat doen wij nog niet. Terwijl die deskundigheid er wel is. Een mooi voorbeeld is de pianotrap in Stockholm die mensen verleidde de trap te nemen.’
Van der Windt: ‘Waar we ook meer kennis over moeten hebben en benutten is social media. Je ziet daar dat influencers twijfel zaaien over het belang van vaccineren en anticonceptie. Ook de digitale omgeving is onderdeel van de leefomgeving en kan een enorme impact hebben op gezondheid. Zo zie je maar weer hoe breed dit onderwerp is!’ ←