Interview

Ada ter Maten over de opkomst en het belang van practoraten

Interview

Ada ter Maten over de opkomst en het belang van practoraten

‘Laten we het enorme potentieel van het mbo beter benutten’

Het middelbaar beroepsonderdwijs (mbo) is onmisbaar in zorg en welzijn. Toch ontbrak deze stem nog vaak in onderzoek. Met de opkomst van het practoraat kan daar een omslag in komen. Maar daar zijn we nog niet, volgens Ada ter Maten, practor en lid van 2 ZonMw-commissies.

Tekst: Joost Bijlsma ¦ Fotografie: Rick Keus

Practoraten, kenniscentra in het mbo die onderzoek doen, zijn een opkomend fenomeen. Mede dankzij de Haagse herwaardering van het mbo is het aantal sterk toegenomen: van 4 in 2015 naar 124 nu (zie Infographic). Dat is een ontwikkeling die Ada ter Maten toejuicht. Zij stond aan de wieg van 1 van de eerste practoraten. Ze kreeg de mogelijkheid om een onderzoeksgroep aan de Rotterdamse mbo-instelling Albeda op te zetten. Dat was voor haar een openbaring. ‘Ik werkte sinds 2000 bij het lectoraat Transities in zorg bij Hogeschool Rotterdam. In 2018 ben ik gevraagd practor Leerwerkplekken bij Albeda te worden. Toen ik verkende wat een practoraat inhield, ging er een wereld voor mij open. Ik zag in het mbo enorme kansen om de zorg te verbeteren en het vak aantrekkelijker te maken. Zo’n driekwart van de zorgprofessionals heeft zijn scholing op het mbo genoten. De verpleeghuis- en thuiszorg draaien op het mbo. Terwijl deze beroepsgroep in onderzoek nog niet of nauwelijks wordt gehoord en gezien. Daarmee blijft een enorm potentieel om de zorg te verbeteren onbenut.’

‘Laten we het enorme potentieel van het mbo beter benutten’

Het middelbaar beroepsonderdwijs (mbo) is onmisbaar in zorg en welzijn. Toch ontbrak deze stem nog vaak in onderzoek. Met de opkomst van het practoraat kan daar een omslag in komen. Maar daar zijn we nog niet, volgens Ada ter Maten, practor en lid van 2 ZonMw-commissies.

Tekst: Joost Bijlsma ¦ Fotografie: Rick Keus

Practoraten, kenniscentra in het mbo die onderzoek doen, zijn een opkomend fenomeen. Mede dankzij de Haagse herwaardering van het mbo is het aantal sterk toegenomen: van 4 in 2015 naar 124 nu (zie Infographic). Dat is een ontwikkeling die Ada ter Maten toejuicht. Zij stond aan de wieg van 1 van de eerste practoraten. Ze kreeg de mogelijkheid om een onderzoeksgroep aan de Rotterdamse mbo-instelling Albeda op te zetten. Dat was voor haar een openbaring. ‘Ik werkte sinds 2000 bij het lectoraat Transities in zorg bij Hogeschool Rotterdam. In 2018 ben ik gevraagd practor Leerwerkplekken bij Albeda te worden. Toen ik verkende wat een practoraat inhield, ging er een wereld voor mij open. Ik zag in het mbo enorme kansen om de zorg te verbeteren en het vak aantrekkelijker te maken. Zo’n driekwart van de zorgprofessionals heeft zijn scholing op het mbo genoten. De verpleeghuis- en thuiszorg draaien op het mbo. Terwijl deze beroepsgroep in onderzoek nog niet of nauwelijks wordt gehoord en gezien. Daarmee blijft een enorm potentieel om de zorg te verbeteren onbenut.’

Wat zijn practoraten?

Practoraten zijn kenniscentra bij mbo-­scholen – te vergelijken met lectoraten in het hbo – waar praktijkgericht onderzoek wordt verricht. Docenten, studenten en bedrijven/organisaties werken hier samen rond bepaalde thema’s. Ze bedenken bijvoorbeeld innovaties die in de werkpraktijk bruikbaar zijn. Het practoraat heeft voordelen voor de diverse deelnemers. Studenten worden zo beter voorbereid op hun beroep. Docenten blijven op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen in de praktijk. En bedrijven/organisaties kunnen via practoraten innoveren en komen in contact met hun toekomstige personeel en opleiders.

‘Ik zag in het mbo enorme kansen om de zorg te verbeteren en het vak aantrekkelijker
te maken’

 

Onontgonnen terrein

Toen Ter Maten begon als practor merkte ze dat haar mbo-instelling moest wennen aan onderzoek. ‘Een cultuur voor onderzoek ontbreekt, evenals ervaring. Bij Albeda, een school met 20.000 studenten, was ik de tweede gepromoveerde medewerker.’ Ook wennen was, vooral voor haar collega’s, het kritische aspect van onderzoek. Dat merkte Ter Maten toen ze publiceerde over haar onderzoek naar de leerwerkplaatsen. ‘Mensen vielen erover dat ik, naast de positieve aspecten, benoemde wat beter kon.’ En dat was niet het enige te overwinnen obstakel. ‘Lastig was ook dat ik steeds opnieuw op zoek moest naar geld. De financiering ging via kleine subsidies uit allerlei potjes en was niet structureel.’ Een laatste obstakel bleken de onderwijsprogramma’s. ‘In het mbo ligt bijna alles vast, zelfs de eindopdracht. Het curriculum is zo dichtgetimmerd dat het lastig is om een onderzoeksopdracht voor studenten in te passen.’

Creatieve oplossingen

Op onontgonnen terrein moet je improviseren. Dat kan Ter Maten. Met obstakels gaat ze creatief om. Ze noemt het voorbeeld van een onderzoeksproject rond Intensive Care (IC)-patiënten die in coma hebben gelegen. Verpleegkundigen hielden een dagboekje bij over de gebeurtenissen op de IC, zodat de familie op de hoogte bleef. Dit kan meehelpen om de moeilijke periode na een IC-opname te verwerken. ‘Onze studenten mochten meedoen met het onderzoek in kleine deelopdrachten en vonden dat erg interessant. Maar het bleek lastig om de opdracht in het onderwijsprogramma in te passen. Uiteindelijk hebben we het zo geregeld dat het onder het vak zorgvernieuwing viel en aan de toetsingscriteria voldeed.’ Het improviseren heeft Ter Maten er graag voor over gehad. Ze krijgt energie van de maatschappelijke bijdrage die ze met het onderzoek kan leveren. Zo kunnen de practoraten bijvoorbeeld helpen bij het tegengaan van personeelstekorten in de zorg. Onderzoeksprojecten zorgen voor afwisseling bij het vaste onderwijsprogramma en wakkeren de passie voor het zorgvak aan. Zo vormen ze mogelijk een remedie tegen verloop, dat al tijdens zorgopleidingen groot is. Ook voor de docenten werkt onderzoek stimulerend, vertelt Ter Maten. ‘Het inspireert hen om bezig te zijn met het echte werk, in plaats van de theorie. Dat zag je bij een onderzoek dat we deden in de gesloten psychiatriekliniek van Antes. In de praktijk stuiten docenten op dingen die anders zijn dan de theorie. Dat geeft verdieping op het vak waarin je lesgeeft.’

Platforms

Het echte pionieren met practoraten is wel een beetje voorbij. Voor een blijvend succes moet echter nog veel gebeuren. Ter Maten denkt dat het goed is om aan te sluiten op de praktijk van de zorg. Ze gelooft in practoraten rond concrete zorgthema’s zoals dementie en onbegrepen gedrag, zodat studenten daar al tijdens hun studie mee bezig zijn. ‘Dan zijn ze goed voorbereid op waar ze later mee te maken krijgen.’ Na voorwerk van Ter Maten als kwartiermaker is haar mbo-instelling Albeda inmiddels een practoraat Dementie gestart. Ze hoopt dat er steeds meer practoraten dementie en onbegrepen gedrag komen, zodat deze de krachten kunnen bundelen. ‘Er ontstaan nu steeds meer platforms, waarin onderzoekers samenwerken. Ik zit zelf in een platform rond zorg, welzijn en sport. Daar zie je dat practoraten rond het thema sport al samenwerken, bijvoorbeeld met subsidieaanvragen.’

Onontgonnen terrein

Toen Ter Maten begon als practor merkte ze dat haar mbo-instelling moest wennen aan onderzoek. ‘Een cultuur voor onderzoek ontbreekt, evenals ervaring. Bij Albeda, een school met 20.000 studenten, was ik de tweede gepromoveerde medewerker.’ Ook wennen was, vooral voor haar collega’s, het kritische aspect van onderzoek. Dat merkte Ter Maten toen ze publiceerde over haar onderzoek naar de leerwerkplaatsen. ‘Mensen vielen erover dat ik, naast de positieve aspecten, benoemde wat beter kon.’ En dat was niet het enige te overwinnen obstakel. ‘Lastig was ook dat ik steeds opnieuw op zoek moest naar geld. De financiering ging via kleine subsidies uit allerlei potjes en was niet structureel.’ Een laatste obstakel bleken de onderwijsprogramma’s. ‘In het mbo ligt bijna alles vast, zelfs de eindopdracht. Het curriculum is zo dichtgetimmerd dat het lastig is om een onderzoeksopdracht voor studenten in te passen.’

Creatieve oplossingen

Op onontgonnen terrein moet je improviseren. Dat kan Ter Maten. Met obstakels gaat ze creatief om. Ze noemt het voorbeeld van een onderzoeksproject rond Intensive Care (IC)-patiënten die in coma hebben gelegen. Verpleegkundigen hielden een dagboekje bij over de gebeurtenissen op de IC, zodat de familie op de hoogte bleef. Dit kan meehelpen om de moeilijke periode na een IC-opname te verwerken. ‘Onze studenten mochten meedoen met het onderzoek in kleine deelopdrachten en vonden dat erg interessant. Maar het bleek lastig om de opdracht in het onderwijsprogramma in te passen. Uiteindelijk hebben we het zo geregeld dat het onder het vak zorgvernieuwing viel en aan de toetsingscriteria voldeed.’ Het improviseren heeft Ter Maten er graag voor over gehad. Ze krijgt energie van de maatschappelijke bijdrage die ze met het onderzoek kan leveren. Zo kunnen de practoraten bijvoorbeeld helpen bij het tegengaan van personeelstekorten in de zorg. Onderzoeksprojecten zorgen voor afwisseling bij het vaste onderwijsprogramma en wakkeren de passie voor het zorgvak aan. Zo vormen ze mogelijk een remedie tegen verloop, dat al tijdens zorgopleidingen groot is. Ook voor de docenten werkt onderzoek stimulerend, vertelt Ter Maten. ‘Het inspireert hen om bezig te zijn met het echte werk, in plaats van de theorie. Dat zag je bij een onderzoek dat we deden in de gesloten psychiatriekliniek van Antes. In de praktijk stuiten docenten op dingen die anders zijn dan de theorie. Dat geeft verdieping op het vak waarin je lesgeeft.’

Platforms

Het echte pionieren met practoraten is wel een beetje voorbij. Voor een blijvend succes moet echter nog veel gebeuren. Ter Maten denkt dat het goed is om aan te sluiten op de praktijk van de zorg. Ze gelooft in practoraten rond concrete zorgthema’s zoals dementie en onbegrepen gedrag, zodat studenten daar al tijdens hun studie mee bezig zijn. ‘Dan zijn ze goed voorbereid op waar ze later mee te maken krijgen.’ Na voorwerk van Ter Maten als kwartiermaker is haar mbo-instelling Albeda inmiddels een practoraat Dementie gestart. Ze hoopt dat er steeds meer practoraten dementie en onbegrepen gedrag komen, zodat deze de krachten kunnen bundelen. ‘Er ontstaan nu steeds meer platforms, waarin onderzoekers samenwerken. Ik zit zelf in een platform rond zorg, welzijn en sport. Daar zie je dat practoraten rond het thema sport al samenwerken, bijvoorbeeld met subsidieaanvragen.’

ZonMw en practoraten

ZonMw ondersteunt de ontwikkeling van practoraten in het mbo. Recent is een verkenning uitgebracht, over hoe de kennis-, onderzoeks- en innovatie-infrastructuur kan worden versterkt voor practoraten. Hierbij is nadrukkelijk gekeken naar aansluiting bij ZonMw-programma’s rond dementie en onbegrepen gedrag. Ook op het thema sport en bewegen ondersteunt ZonMw de ontwikkeling van practoraten. Op 14 april 2025 hebben vertegenwoordigers van het kennis- en innovatienetwerk voor sport  en bewegen, onder wie ZonMw, een intentieverklaring ondertekend. Zij committeren zich aan de verdere ontwikkeling van practoraten voor de periode 2025-2027. Tot 30 september 2025 stond een subsidieoproep open voor het oprichten van practoraten rond het thema  sport en bewegen. 

Fellows

Ter Maten kent ZonMw goed. Zij is lid van de commissies van de programma’s Dementie en Grip op Onbegrip. Ze is hiervoor gevraagd vanwege haar betrokkenheid bij het mbo, vertelt Ter Maten. Ze hoopt dat ZonMw, nog meer dan nu, een impuls gaat geven aan de beweging naar meer mbo-onderzoek. ‘De eerste stappen zijn al gezet. Anders dan in het verleden wordt het mbo als een volwaardige aanvrager gezien. Ook komt er meer geld voor onderzoek, maar de subsidies zijn nog relatief klein, incidenteel en kort. Het is een worsteling om aan voldoende potjes te komen. Je wilt een onderzoekslijn die langer wordt ondersteund, bijvoorbeeld vier jaar.’ Ze ziet ook wel iets in het instellen van zogeheten ‘fellows’, zoals in het hoger beroepsonderwijs (hbo). Dat zijn persoonlijke subsidies voor onderzoekers die innovatieve en praktijkgerichte onderzoeken starten. ‘Lastig is wel dat je weinig promovendi hebt onder docent-onderzoekers in het mbo. Er is durf nodig om ook onderzoekers te financieren die nog niet zijn gepromoveerd.’

Photovoice

Daarmee zijn we wellicht bij het grootste obstakel voor onderzoek in het mbo: het past niet zo goed in de huidige hokjes. Ter Maten legt uit: ‘Een belangrijke vraag is: hoe toets je het onderzoek? Het mbo-onderzoek is anders dan onderzoekers gewend zijn. Mbo’ers zijn doeners. Bij hen past ontwerpgericht onderzoek. Dat richt zich op het begrijpen van problemen en het samen ontwikkelen van oplossingen. Je maakt een prototype, test dit in de praktijk en verbetert dit daarna. MBO-studenten maken vaak gebruik van afwijkende, meer passende, methodieken, zoals Photovoice. Bij deze onderzoeksvorm vraag je mensen die je interviewt, of zij voor het gesprek foto’s willen maken over hun eigen leven en leefomgeving.’

Als iets duidelijk wordt uit het verhaal van Ter Maten is dat beweging op alle fronten nodig is. Het ministerie van OCW (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en mbo bewegen al, nu de onderzoekswereld nog. ←

 

Fellows

Ter Maten kent ZonMw goed. Zij is lid van de commissies van de programma’s Dementie en Grip op Onbegrip. Ze is hiervoor gevraagd vanwege haar betrokkenheid bij het mbo, vertelt Ter Maten. Ze hoopt dat ZonMw, nog meer dan nu, een impuls gaat geven aan de beweging naar meer mbo-onderzoek. ‘De eerste stappen zijn al gezet. Anders dan in het verleden wordt het mbo als een volwaardige aanvrager gezien. Ook komt er meer geld voor onderzoek, maar de subsidies zijn nog relatief klein, incidenteel en kort. Het is een worsteling om aan voldoende potjes te komen. Je wilt een onderzoekslijn die langer wordt ondersteund, bijvoorbeeld vier jaar.’ Ze ziet ook wel iets in het instellen van zogeheten ‘fellows’, zoals in het hoger beroepsonderwijs (hbo). Dat zijn persoonlijke subsidies voor onderzoekers die innovatieve en praktijkgerichte onderzoeken starten. ‘Lastig is wel dat je weinig promovendi hebt onder docent-onderzoekers in het mbo. Er is durf nodig om ook onderzoekers te financieren die nog niet zijn gepromoveerd.’

Photovoice

Daarmee zijn we wellicht bij het grootste obstakel voor onderzoek in het mbo: het past niet zo goed in de huidige hokjes. Ter Maten legt uit: ‘Een belangrijke vraag is: hoe toets je het onderzoek? Het mbo-onderzoek is anders dan onderzoekers gewend zijn. Mbo’ers zijn doeners. Bij hen past ontwerpgericht onderzoek. Dat richt zich op het begrijpen van problemen en het samen ontwikkelen van oplossingen. Je maakt een prototype, test dit in de praktijk en verbetert dit daarna. MBO-studenten maken vaak gebruik van afwijkende, meer passende, methodieken, zoals Photovoice. Bij deze onderzoeksvorm vraag je mensen die je interviewt, of zij voor het gesprek foto’s willen maken over hun eigen leven en leefomgeving.’

Als iets duidelijk wordt uit het verhaal van Ter Maten is dat beweging op alle fronten nodig is. Het ministerie van OCW (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en mbo bewegen al, nu de onderzoekswereld nog. ←

 

Arrow-prev Arrow-next