Mijlpalen

5 Persoonlijke terugblikken
op markante momenten

In 5 fasen naar
25 jaar ZonMw

Hoe veranderde tijdens de 25 jaar van het bestaan van ZonMw de visie op kennis over gezondheid en het belang daarvan voor het beleid en de praktijk? Nauw betrokkenen beschrijven in hun persoonlijke verhaal de belangrijkste gebeurtenissen en de impact daarvan op de ontwikkeling van ZonMw. Over de rol van een minister, wennen aan competitie, je tijd vooruit zijn en een nieuwe fase van volwassenheid.

Tekst: Stan Verhaag ¦ Fotografie: Paul Voorham
Eduard Klasen, emeritus professor Health Research Management en toezichthouder bij zorgorganisaties, was in 1998, ten tijde van de oprichting bij wet van Zorgonderzoek Nederland (ZON), directeur van het gebied Medische wetenschappen (Mw) van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijke Onderzoek (NWO). Hij maakte zich sterk voor het samengaan van Mw met ZON, waaruit in 2001 het samenwerkingsverband ZonMw ontstond.

Eduard Klasen: ‘Al vanaf 1996 werkten we als gebied Mw samen met ZON, wat toen nog in oprichting was. In die tijd was er bij de ambtelijke top van VWS en OCW weerstand tegen een samengaan van Mw van NWO met ZON. Binnen NWO was dat ook zo: “Waar gaan we ons dan in begeven? En gaat dat wel lukken?”.’

Samenwerking op de werkvloer

‘Toch besloten Henk Smid, directeur van ZON, en ik om nieuwe programma’s die met middelen van VWS geïnitieerd waren, bijvoorbeeld rondom verslavingsonderzoek, samen te doen. Zo ontstond een soort van samenwerking tussen mensen op de werkvloer. Dat maakte het voor mij gemakkelijker om uit te leggen dat het gebied Mw zou samengaan met ZON. Het was daarbij strategisch handig dat ZonMw niet een gebied binnen NWO zou worden, maar een nieuwe organisatie. ZonMw hield zo de handen vrij om de samenleving naar binnen te halen, om andere partijen te betrekken. Ik heb dat ervaren als een heel productieve begintijd, waardoor ZonMw eigenlijk een vliegende start kon maken.’

Elkaar aanvullen

‘Discussies horen erbij als je bestaande werkwijzen moet loslaten.  Bij gebied Mw dacht men: “Nu raken we fundamenteel onderzoeksgeld kwijt”. Dat was niet waar, want het geld kwam geoormerkt binnen. Het een ging niet ten koste van het ander, integendeel: we vulden elkaar aan en versterkten elkaar. Je kunt wel programma’s voor chronisch zieken opzetten, maar daarbij heb je ook resultaten van fundamenteel onderzoek nodig. De kunst is om maatschappelijke vraagstukken en wetenschappelijk onderzoek bij elkaar te brengen. Als ik kijk waar ZonMw op dat punt nu staat: onvoorstelbaar! Het is heel erg goed gelukt.’

Honden

‘Intern staken Henk en ik veel tijd in het overbruggen van cultuurverschillen. Die kwamen zelfs tot uitdrukking bij het inrichten van het kantoor in 2001. Henk had daar een wat andere kijk op dan ik. Denk bijvoorbeeld aan de kunstcollectie. En Henk was natuurlijk voorstander van het toelaten van honden op de werkvloer. Maar ook daar kwamen we uit. We waren gewend om ingewikkelde zaken met elkaar tot een goed einde te brengen.’

Els Borst

‘Ik wil met nadruk benoemen dat minister Els Borst van Volksgezondheid een cruciale rol heeft gespeeld bij het samengaan van Mw en ZON. Zij was een enorme voorstander van de integratie, omdat in haar ogen wetenschappelijk onderzoek dan efficiënter en effectiever benut zou worden. Als zij er niet had gezeten, had het alsnog kunnen mislukken.’

‘Discussies hoorden erbij’

 

‘We hadden veel missiewerk te doen’

 

Edvard Beem was van 2001 tot 2017 plaatsvervangend directeur bij ZonMw. Voor die tijd deed hij onderzoek naar kanker.

Edvard Beem: ‘Vanaf 2004 waren we nog volop bezig om van ZonMw  één organisatie te maken. We hadden op 3 niveaus veel missiewerk te doen; de medewerkers, het wetenschappelijk- en zorgveld en de opdrachtgevers VWS en NWO.’

Wennen aan competitie

‘De medewerkers verdeelden we in teams die bestonden uit mensen van voorheen ZON en Mw. Mede daardoor werden cultuurverschillen overwonnen en nam het aantal ‘dinosauriërs’, dat in hun verleden bleef hangen, af. De onderzoekers uit het zorgveld moesten wennen aan het feit dat ze in een competitief veld waren terechtgekomen; alleen als jouw voorstel bij de besten behoorde kreeg je geld voor je onderzoek. En de medische wetenschappers moesten we ervan overtuigen dat hun onderzoek nu een veel grotere maatschappelijke impact zou hebben vanwege de koppeling met de zorg. Bovendien zou deze zorg-component niet ten koste van ‘hun’ subsidiepot gaan.’

Ontspinnen

‘En dan waren er nog de opdrachtgevers. De top van VWS stond achter ons, maar aan de beleidsmedewerkers moesten we voortdurend duidelijk maken welk profijt ze van ZonMw konden hebben. Velen waren gewend aan eigen koninkrijkjes, met alle versnippering van dien. Wij wilden juist ontsnipperen, (kommatussen ontsnipperen en ofwel ofwel dingen bij elkaar brengen. Onze thematische aanpak hielp daarbij. Dit was hét kenmerk van hoe wij te werk gingen. Subsidies verleenden we niet meer alleen op basis van discipline, maar ook op maatschappelijke thema’s, waarin wetenschappers samenwerkten met onderzoekers uit het zorgveld. Een bijkomend voordeel was dat jonge, minder gevestigde wetenschappers nu meer kansen op een subsidie hadden.’

Patiënten optimaal profiteren

‘Een voorbeeld van die ZonMw-thema’s was ‘Nieuwe instrumenten In de Gezondheidszorg’ (NIG)’. Het ging daarbij óók om instrumenten die belangrijk zijn voor inzicht in de sociale kant van zorgkennis, zoals databases, cohorten en biobanken. Het NIG is nog steeds actueel. Een ander thema was dementie: wat gebeurt er met de hersencellen? Maar ook: hoe kunnen patiënten optimaal profiteren van vindingen elders? Dat onderzoek konden we veel later inbrengen in het Deltaplan Dementie, wat weer de opstap was naar het Europese programma Joint Programming for Neurodegenerative Diseases. 

Warm hart

‘Dat ZonMw een succes werd, kan ik illustreren met een anekdote. In 1998 tekenden we de bestuurlijke overeenkomst tussen NWO en ZON. De toenmalige NWO-voorzitter, Reinder van Duinen, betwijfelde of zorgonderzoek wel echt wetenschap was. Aan Henk Smid vroeg hij: “Ben jij de juiste persoon om de echte wetenschap een plek te geven binnen ZonMw?” Jaren later zaten we weer bij elkaar. Reinder moest toegeven dat de  formule ZonMw werkte. En tegen Henk zei hij: ‘’Jij draagt de wetenschap inderdaad een warm hart toe’’.’

Als clusterhoofd Ouderen coördineerde Carla Bakker het Nationaal Programma Ouderenzorg, gericht op de verbetering van de kwaliteit van zorg voor en ondersteuning van ouderen met complexe problematiek.

Carla Bakker: ‘In mijn eerste jaren bij ZonMw draaide alles om onderzoeksprogramma’s op basis van voorstellen, die vooral op medisch onderzoek gericht waren. Dat veranderde vanaf 2008 met de start van het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO). Dit was een ontwikkelprogramma. Anders dan bij een onderzoeksprogramma, verandert dit in de tijd mee met de praktijk. VWS verstrekte de opdracht met een budget van 80 miljoen euro voor 4 jaar. Het ging over medische zorg voor ouderen met complexe problematiek, maar ook over wonen en sociaal-maatschappelijke taken, zoals welzijn en welbevinden. Het was een zeer ambitieus én domeinoverstijgend programma.’

Op maat

‘Onze basisgedachte was: als we integrale zorg en ondersteuning op maat voor ouderen willen realiseren, moeten we alle betrokken partijen vanaf het begin verbinden aan projecten. Want dat komt de implementatie ten goede. We werkten met een driestappenplan: allereest regionale netwerken realiseren waarin ouderen meedoen; dan de netwerken experimenten laten doen gericht op een verandering in de zorg en ondersteuning in hun regio; en als laatste een landelijke beweging om duurzame ouderenzorg te ondersteunen.’

Ouderenparticipatie

‘Programmacommissievoorzitter Betty Meyboom zei steevast: “Maar wat levert het op voor mijn tante van 83 jaar?”. Dat ouderenperspectief hielden we goed voor ogen. Cruciaal was dat de netwerken de stem van de ouderen borgden. Gelukkig was CDA-politicus Hannie van Leeuwen lid van onze programmacommissie. Zij zorgde voor een project bij de koepel van ouderenorganisaties CSO. Vanuit ZonMw trainden we ouderen op onderwerpen als: “Hoe kun jij iets inbrengen tussen alle bobo’s?” En als er een congres was, regelden we vrijkaarten, zodat ouderen de praktijk en de actualiteit naar binnen konden brengen. Zij stelden heel andere vragen dan onderzoekers. Die ouderenparticipatie was toen uniek.’

Altijd op stap

‘Wat ik me vooral herinner, is dat we als team en programmacommissie alle betrokkenen moesten overtuigen. Ook zeker bij de universitair medische centra (umc), die een trekkersrol in de netwerken vervulden. Ik weet nog dat zo’n umc klaagde: “Die ouderenparticipatie is weer zo’n eis van ZonMw. Wat is dat voor raars?” Een paar jaar later was datzelfde umc de grootste pleitbezorger van het ouderenperspectief.  We legden ook veel uit aan VWS, want dat wilde opbrengsten zien in beleid. En aan de Tweede Kamer, want die zat te wachten op handvatten voor dat beleid. Maar alleen al het opbouwen van regionale netwerken kost een half jaar tot een jaar. Gelukkig werd de duur van ons programma verlengd. Na 6 jaar waren 40.000 ouderen en 650 partijen bezig om integrale zorg en ondersteuning op maat te realiseren. Dat verklaart mede waarom ontwikkelprogramma’s nu gemeengoed zijn binnen ZonMw.’

‘Ouderen-participatie was uniek’

 

‘ZonMw was zijn tijd vooruit’

 

Radjesh Manna startte in 2010 bij ZonMw als teammanager Zorg en Samenleving en later team Zorg en Welzijn. Na een organisatieverandering werd hij directeur Programma’s. 

Radjesh Manna: ‘In de jaren vanaf 2014 maakten we als ZonMw kennis met een nieuw soort programma: de grote actieprogramma’s. Ze zijn niet direct gedreven vanuit de wetenschap, of vanuit een innovatiegedachte maar vanuit een politiek besluit. Dat was spannend, omdat dergelijke programma’s vrij nieuw waren en grote politieke aan­dacht hadden. Een voorbeeld was het ‘Actieprogramma lokale initiatieven voor mensen met Verward Gedrag (AVG)’, mede naar aanleiding van de moord op Els Borst door een verwarde man. Het ging vooral om de vraag: welke prak­tische oplossingen kunnen politie, ­justitie, zorgverleners, gemeenten en  de ggz bieden om dergelijke mensen beter in beeld te krijgen en hen betere zorg en ondersteuning te bieden?’

Politieke druk

‘Het AVG had een budget van 56 miljoen euro en het latere programma ‘Maatschappelijke Diensttijd’ (MDT) zelfs meer dan 100 miljoen euro. Dit waren allebei grote programma’s met grote politieke druk om resultaten te leveren. Die politieke context was nieuw voor ons. Vooral bij Maatschappelijke Diensttijd zat de staatssecretaris van Volksgezondheid hier bovenop en VWS had hiervoor een speciale programmadirectie opgezet. Het was geregeld zoeken naar wie welke rol had in dit programma. Als zelfstandig bestuursorgaan is ZonMw onafhankelijk van het ministerie. In de afstemmingsoverleggen moesten we die rol meermalen toelichten. Dat leverde zo nu en dan spanning op.’

Tijd vooruit

‘Een van de programma’s die ik mede heb opgezet, is het programma Gender en gezondheid. Jannet Vaessen van WOMEN Inc. had rond dit thema een aantal sterke vrouwen en partijen om zich heen verzameld. Door een succesvolle lobby kregen ze de steun van Kamerleden. Dat leidde tot een programma-opdracht van VWS (zie ook pagina 14). Met zulke programma’s was ZonMw op het gebied van diversiteit zijn tijd vooruit. Want ook daarvóór vroegen we vanuit gezondheids- en participatieperspectief aandacht voor diversiteit, bijvoorbeeld voor mensen met een migratieachtergrond of met een beperking. Tot de dag van vandaag typeert het ZonMw dat het zijn nek durft uit te steken voor mensen of groepen die niet zomaar gemeengoed zijn.’

Brede blik

‘Wat in deze periode ook speelde, was de opdracht om ZonMw te laten opgaan in NWO. Makkelijker gezegd dan gedaan. “ZonMw is van de praktijk” en “De impact van resultaten en niet alleen de wetenschap, is belangrijk voor ons”, zeiden wij. Om deze waarden goed in het traject te beleggen hebben we heel wat mensen moeten overtuigen. Uiteindelijk werd het proces van opgaan in NWO om meerdere redenen stopgezet. Maar die breedte van wat ZonMw doet, vind ik kenmerkend en van groot belang voor de bijdrage en het bestaansrecht van ZonMw. Dat maakt het soms vanuit managementperspectief uitdagend, want elk programma ziet er weer net wat anders uit. Maar tegelijkertijd maakt die brede blik ZonMw uniek en onmisbaar.’

In 2004 werd Sjaak de Gouw voorzitter van de eerste ZonMw-commissie Infectieziektebestrijding. Sindsdien was hij voorzitter van alle commissies ‘die betrekking hebben op kleine beestjes’, zoals hij het omschrijft. Het gaat om Q-koorts, Lyme en antibioticaresistentie. Maar ook om programma’s als Klimaat en gezondheid, COVID, ME/CVS en Pandemische paraatheid.

Sjaak de Gouw: ‘Als het gaat over 2019 tot en met 2023, dan staat er een grote roze olifant in de kamer: COVID. Voor mijn werk en voor ZonMw had dat een onvoorstelbare impact. De wens om heel veel onderzoek te doen was er, maar vanwege besmettingsgevaar was er ook een heleboel niet mogelijk. Ondanks én dankzij die beperkingen bood COVID voor ZonMw kansen om dingen anders te doen. Een subsdie­ronde duurt normaliter 8 maanden. Nu hadden we soms maar 4 weken. Onderzoek moest niet binnen 4 jaar effect hebben, maar binnen 6 maanden. Het was een periode met onvoorstelbare druk en hectiek. We wilden zo snel mogelijk resultaten bereiken die Nederland vooruit hielpen.’

Enorm netwerk

‘De meest pregnante COVID-vragen hebben we top-down benaderd, dus er zijn gewoon wetenschappers gevraagd van wie ZonMw wist dat die bezig waren met virusonderzoek. ZonMw bleek over een enorm netwerk in de wetenschap te beschikken; maak je een ZonMw’er met specialisme infectieziekten ’s nachts wakker, dan noemt diegene zo de 10 hoogleraren die daarmee het meest bezig zijn.  Het betekende dat we op een verantwoorde manier andersoortige procedures konden volgen. Binnen 2 jaar zette ZonMw voor 150 miljoen euro aan COVID-onderzoek weg.’

Maatwerk leveren

‘In die tijd hebben we geleerd dat we maatwerk moeten leveren, dat we niet voor onderzoeken van 50.000 euro een hele commissie en procedure moeten optuigen. Ook het improvisatievermogen is gebleven, net als het top-down werken. Consortia uitnodigen voor meerjarig onderzoek is nu gebruikelijk. En het COVID-onderzoek heeft een vaste plek gekregen binnen het cluster gezondheidsbescherming, samen met een groot programma Pandemische paraatheid.’

Integratie

‘Wat mij verder opvalt in de huidige periode is dat de nieuwe directeur Veronique Timmerhuis andere accenten is gaan leggen. Het meest kenmerkend is integratie. Dat staat symbool voor een nieuwe fase van volwassenheid van ZonMw. Integratie betekent meer nadruk op meerjarige onderzoeksprogramma’s in plaats van ‘projecthoppen’. Er wordt ook minder gewerkt in afzonderlijke programma’s en meer thematisch, in clusters én over clusters heen, waardoor programmateams veel meer samenwerken. 

Partnership

‘Van een organisatie die vooral programmeert en met subsidies onderzoek financiert, wordt ZonMw een organisatie die vanuit programmering coördineert en verbindt. Met VWS had ZonMw bijvoorbeeld van oudsher een relatie opdrachtgever-opdrachtnemer. Dat wordt meer en meer een partnership.’ ←

‘Integratie typeert nieuwe fase volwassenheid’

Arrow-prev Arrow-next