De beoordelaar onder de loep

Een belangrijk onderdeel van het subsidieproces bij ZonMw is het beoordelen van subsidieaanvragen. Hierbij spelen referenten en leden van beoordelingscommissies een grote rol. Zij vragen de onderzoekers het hemd van het lijf. In deze rubriek draaien we de rollen om en stellen wij een aantal vragen aan een beoordelaar. Meer weten over het subsidie- en beoordelingsproces? Bekijk ook de animatie.

Een bijna leek moet het voorstel begrijpen

Een bijna leek moet het voorstel begrijpen


Prof. dr. Fred Schobben: commissielid sinds 2016

  • Commissies Grote Trials, Drug Rediscovery, Medicinale Cannabis, Open Ronde en Implementatieronde
  • Emeritus hoogleraar Klinische farmacotherapie aan de Universiteit Utrecht
  • Voormalig ziekenhuisapotheker/ klinisch farmacoloog in UMC Utrecht en voormalig lid van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen
 

Fred Schobben is een ervaren beoordelaar. Sinds 2016 is hij lid van verschillende beoordelingscommissies binnen het programma Goed Gebruik Geneesmiddelen (GGG). Wat maakt dat hij deze rol al zo lang vervult en welke adviezen heeft hij voor aanvragers en nieuwe beoordelaars?

Tekst: Anja Klein ¦ Illustratie: Curve Mags and More

 

Mijn rol binnen de verschillende beoordelingscommissies houdt in dat ik vooraf alle subsidieaanvragen bekijk – soms zijn dat er wel 100. Deze aanvragen bespreken en beoordelen we tijdens de commissievergadering. Ik besteed dus redelijk wat tijd aan dit werk. Mijn hart ligt vooral bij de inhoud. Daarom ben ik van mijn oorspronkelijke voorzittersrol overgestapt naar de rol van vicevoorzitter bij de rondes Grote Trials, Drug Rediscovery en tot dit jaar de Open Ronde. Ook zet ik me bij een aantal rondes in als regulier commissielid. Wat me opvalt is de kwaliteit van voorbereiding door ZonMw. Ook geniet ik van de deskundigheid van andere commissieleden.’

‘In de afgelopen 8 jaar heb ik het werk niet veel zien veranderen. De werkwijze in de verschillende commissies komt redelijk overeen; alleen de Implementatieronde is inhoudelijk anders. De focus en doelstelling ligt hierbij op de vervolgstappen na het onderzoek, dus om het daadwerkelijk implementeren in de praktijk. Dat vraagt dat ik verder kijk dan de resultaten zelf. In de andere rondes binnen het GGG-programma gaat het om de stap daarvoor, namelijk het onderzoeken of een bestaand geneesmiddel effectiever, veiliger en doelmatiger kan worden ingezet bij bijvoorbeeld specifieke patiëntengroepen. Met als doel een betere gezondheidszorg of beter omgaan met de beschikbare economische middelen. Dit is wat bij alle commissies speelt: de vraag wat de relevantie van het voorgestelde onderzoek is.’

Welke eigenschappen zijn nodig bij uw werk als commissielid?

‘Wat mij karakteriseert is dat ik over veel expertise beschik, scherp kan zijn en een brede belangstelling voor geneesmiddelen meebreng. Dat heb ik te danken aan mijn jarenlange werkzaamheden in het onderwijs aan farmacie- en geneeskundestudenten, als ziekenhuisapotheker en als lid van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Bij voorkeur is een commissielid iemand die zelf enthousiast onderzoeker is of is geweest en die volhardend en kritisch kan zijn. Een andere goede eigenschap is het open staan voor meningen van anderen. Want het komt vanzelfsprekend voor dat commissieleden elkaars mening niet delen en verschillende adviezen geven. Dan moet je als commissielid in staat zijn de argumenten te wegen, erover te discussiëren en ook van mening kunnen veranderen. Ervaring in een medisch-ethische commissie is zeker ook nuttig. In totaal is er een poule met ongeveer 150 commissieleden, waaruit bij iedere GGG-subsidieronde een commissie wordt samengesteld. Er is dus werk genoeg, ook voor nieuwe leden. Ieder met z’n eigen achtergrond en kennis. Laten we daarin de medisch specialisten niet vergeten, met name de artsen met een specifieke expertise zoals kinderartsen.’

Schrijf het idee al vanaf het begin zo concreet mogelijk op. Ik merk dat het geschreven voorstel soms nog wat vaag is en dat leidt wellicht tot een onterechte afwijzing

Welke lessen en tips heeft u voor collega-commissieleden en aanvragers?

‘Aanvragers moeten goed nadenken over de relevantie voor en haalbaarheid in de praktijk. Ik merk dat een onderzoeksvoorstel vaak niet aan die relevantievraag voldoet. Om een realistische inschatting te maken van de haalbaarheid, kun je als aanvrager mogelijkerwijs vooraf al een kleine pilot of enquête onder eigen patiënten doen. Schrijf het idee al vanaf het begin zo concreet mogelijk op. Ik merk dat het geschreven voorstel soms nog wat vaag is en dat leidt wellicht tot een onterechte afwijzing. Het is ook belangrijk dat aanvragers beschrijven hoe het project kan worden gerealiseerd in de praktijk en wat ze willen bereiken. En, zorg ervoor dat een bijna-leek je voorstel kan begrijpen.

Wat ik ook toejuich, is meer diversiteit in onderzoeksaanvragen. Zoals meer praktische ideeën voor onderzoek in de huisartspraktijk. Wel zie ik dat huisartsen meer hulp kunnen gebruiken bij het opzetten van een kwalitatief goed onderzoeksidee.

Als aandachtspunt richting commissieleden pleit ik voor meer efficiency tijdens de vergadering. Dit kan door voorafgaand aan de vergadering de oordelen van andere commissieleden al te bestuderen. Ik ben om die reden betrokken bij een initiatief vanuit ZonMw voor het stroomlijnen van de aanvraagformulieren. Dit zorgt dat de kritiek- en pluspunten van een voorstel eenvoudiger en compacter in te vullen zijn voor de commissieleden.’

Wens voor toekomst

‘Mijn hele carrière stond in het teken van het belang van het efficiënt toepassen van geneesmiddelen en bijdragen aan een betere gezondheid, behandeling en welzijn van de patiënt. Mijn tweede termijn als commissielid loopt tot 2026. Van de nieuwe ideeën in de onderzoeksprojecten leer ik nog steeds. Ik hoop de rest van mijn leven mee te kunnen blijven draaien in dit veld.’ ←

Arrow-prev Arrow-next