Henk Smid en Veronique Timmerhuis zijn samen 25 jaar koersbepalend bij ZonMw. Hij was vanaf de oprichting in 1998 algemeen directeur en zij volgde hem in 2020 op. Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum ontmoetten ze elkaar voor een dialoog waarin ze zowel terug- als vooruitkijken. Over de missie van Els Borst, de veranderende rol van ZonMw en ergens voor staan.
Het is onvermijdelijk om een jubileumdialoog over ZonMw te starten met de te vroeg overleden Els Borst. De voormalig minister van Volksgezondheid heeft ZorgOnderzoek Nederland (ZON) opgericht, de voorloper van ZonMw. Ze stak haar ziel en zaligheid in de opstart van de organisatie omdat ze heilig overtuigd was van het belang ervan. Smid maakte haar intensief mee bij het opzetten van ZON en ook daarna. Volgens hem bemoeide Borst zich hoogstpersoonlijk met de start, bijvoorbeeld door zelf aantekeningen te maken in voorstellen. Ook na haar ministerschap bleef ze zich inzetten voor ZonMw. Zo was ze voorzitter van de ZON-programmacommissie patiënten/consumenten. Via ZonMw wilde Borst de praktijk meer laten profiteren van de beschikbare kennis. Het was haar missie dat de zorgwerkvloer vaker inzichten uit de wetenschap ging toepassen. Smid: ‘Zij stond voor evidence based medicine – of beter – evidence based gezondheidszorg.’
We starten de dialoog met de vraag of ZonMw de missie van Borst waarmaakt. Lukt het goed genoeg om met kennis impact te maken?
Smid: ‘Els Borst zou vast te spreken zijn over de impact die onze organisatie weet te maken. Een mooi voorbeeld van wetenschap naar de praktijk brengen en omgekeerd is ons doelmatigheidsonderzoek. Zorgprofessionals ontvangen wetenschappelijke antwoorden op vragen uit hun praktijk. We maken met deze professionals, bijvoorbeeld via het Kennisinstituut van de medisch specialisten, afspraken dat ze iets met die antwoorden gaan doen. Hierdoor wordt kennis in toenemende mate en sneller opgenomen in richtlijnen en zorgstandaarden. Nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap komen daardoor eerder bij de praktijk terecht.’
‘Zonder dat we alternatieve geneeswijzen bepleitten, wilden wij toch weten: zijn deze behandelwijzen, waar honderdduizenden mensen gebruik van maken, effectief?’Timmerhuis: ‘Impact genereren zit in de genen bij ZonMw. Mooi dat dit ook goed is gezien in de laatste evaluatie van onze organisatie. Die externe evaluatie heeft als titel meegekregen: “ZonMw realiseert impact met kennis.” Een voorbeeld van hoe we werken aan impact? Ons grote programma Goed Gebruik Geneesmiddelen laat zien hoe we dat doen. Dit programma gaat over hard klinisch ‘onderzoek’ naar de werking van medicijnen en tegelijk over de dagelijkse praktijk van het goede gebruik van medicijnen, bijvoorbeeld in de Utrechtse wijk Kanaleneiland. Wat moet je aan de balie van de apotheek doen om ervoor te zorgen dat patiënten medicijnen op de juiste wijze gebruiken? Net als bij het medisch onderzoek gaat het ook daar om bewezen methoden; met welke gesprekstechnieken kun je patiënten informeren en motiveren om hun medicatie op het juiste moment in te nemen en met therapietrouw?’
Smid: ‘Ik denk dat Borst ook tevreden zou zijn over de manier waarop we patiënten betrekken. Patiënten denken mee over onze kennisagenda’s. Ook hebben we ervaringsdeskundigen in toekennings- of evaluatiecommissies zitten.’
Timmerhuis: ‘Dat we erin slagen impact te maken is te danken aan onze programmatische aanpak. Door met programma’s te werken kunnen we voor de aanvragen meer eisen stellen rond onder meer patiëntenparticipatie, impact, open science en het meenemen van een brede benadering van gezondheid. Door daarop te sturen, zorgen we voor maatschappelijke meerwaarde. Die programma’s stellen ons ook in staat om lange onderzoekslijnen te maken. Zo kunnen we onderzoek meer op lange termijn ondersteunen in plaats van allerlei losse projecten die weer ‘doodvallen’ na afronding.’
In de door Timmerhuis genoemde evaluatie krijgt ZonMw niet alleen complimenten voor de impact, maar ook voor het functioneren van de organisatie en de kwaliteit van de medewerkers. Dat klinkt natuurlijk als muziek in de oren van Timmerhuis en Smid, maar ze zijn ook niet doof voor kritiek. Er zijn ook weleens kritische geluiden te horen geweest.
Smid: ‘We hebben vaak onze rug recht moeten houden. Zo kreeg onze innovatieve aanpak met programma’s aanvankelijk niet van iedereen applaus. Een voorzitter van een umc-wetenschapscommissie zei: “Dat met die programma’s moet je niet doen. Dat is allemaal bureaucratie. Geef ons het geld en wij lossen het wel voor jullie op.” Hij heeft ongelijk gekregen. Programma’s blijken erg nuttig, vooral vanwege de praktijkverbetering die je ermee bereikt.’
Timmerhuis: ‘Een voordeel van onze programma’s met lange lijnen is ook: meer duidelijkheid voor onderzoekers en, waar passend, ook de optie om in grotere opdrachten zaken uit te zetten met minder bureaucratie. Bijvoorbeeld in consortia, waardoor onderzoekspartijen meer zekerheid hebben.’
Smid: ‘Wij hebben die programma’s en grotere consortia in gang gezet omdat we niet steeds weer opnieuw een projectencarrousel wilden. Natuurlijk blijft er behoefte aan losse projecten. Niet iedere vraag leent zich voor een programma. Maar dit is een erg belangrijke beweging geweest.’
Timmerhuis: ‘De lange lijnen van programmeren brengen rust. Dat zie je bijvoorbeeld bij het Onderzoeksprogramma Dementie. Daar werken we met grote consortia en honoreringen met een looptijd van vijf jaar met de mogelijkheid om ze te verlengen met nog eens vijf jaar. Daardoor hoeven onderzoekers niet steeds opnieuw een aanvraag in te dienen.’ ‘Het voorkomen van bureaucratie houdt onze aandacht, daar blijven we zelf ook kritisch naar kijken. In een recente enquête hebben we aanvragers gevraagd hoe zij onze procedures ervaren. Tot mijn verrassing viel de kritiek mee. Er kwamen wel wat dingen uit die we beter moeten doen, zoals subsidieoproepen niet vlak voor een vakantieperiode openen.’ Smid: ‘Dat is al een oude. Uit mijn tijd herinner ik een onderzoekster die mij belde op weg naar haar vakantie in Oostenrijk. Zij zat met een laptop op een parkeerterrein naast de auto. Dat was vijf uur voor het bereiken van een deadline.’
Henk Smid
algemeen directeur ZonMw 1998-2020
Als ZonMw op één punt kritisch wordt gevolgd dan is dat op de keuzes voor de projecten die de organisatie ondersteunt. Dat het geld ook naar andere dingen gaat dan mainstream medisch onderzoek, daar is niet altijd iedereen het mee eens.
Smid: ‘Een voorbeeld zijn de alternatieve geneeswijzen. Wij signaleerden dat we daar ook onderzoek naar moesten doen. Dat viel niet in goede aarde bij anti-kwakzalvers. Zonder dat we alternatieve geneeswijzen bepleitten, wilden wij toch weten: zijn deze behandelwijzen, waar honderdduizenden mensen gebruik van maken, effectief of juist schadelijk? In bepaalde gevallen bleken ze effectief. Uit door ons gefinancierde onderzoeken kwam naar voren dat mindfulness werkt bij mentale klachten en pepermuntolie bij darmklachten van kinderen. Die behandelingen zijn nu in richtlijnen opgenomen.’ ‘De kritiek op het ondersteunen van bepaalde projecten kwam meestal voort uit de, overigens onterechte, angst dat er dan minder geld zou gaan naar andere dingen zoals medisch onderzoek. Dat zag je aanvankelijk ook bij onderzoek dat zich richtte op de praktijk van verpleegkundigen en verzorgenden. Dit stuitte op weerstand bij gevestigde groepen. Hetzelfde zag je na ons signalement over klimaat en gezondheid in 2008, ver voor dit een brede discussie werd. Ook daar was de angst dat dit ten koste ging van middelen voor andere onderzoeksdoelen.’
Timmerhuis: ‘Je hoort ook wel eens kritiek dat innovatiegeld voor de zorg niet altijd naar de zorg gaat. Dat klopt, maar daar zijn goede redenen voor. We zijn steeds breder gaan investeren. Ons geld gaat, in lijn met de meest recente inzichten, vaker dan vroeger naar preventie en welzijn. Daarin investeren brengt met zich mee dat je ook moet samenwerken met spelers buiten het strikte zorgdomein. Dat doen we bijvoorbeeld in ons Actieprogramma Onbegrepen Gedrag. Daar is ruimte voor het ontwikkelen van oplossingen met lokale partijen zoals de GGD, gemeenten en politie.’
‘We zijn steeds breder gaan investeren. Ons geld gaat, in lijn met de meest recente inzichten, vaker dan vroeger naar preventie en welzijn’
Smid: ‘Belangrijk om te beseffen is: al gaat het geld niet direct naar de zorg, toch profiteert de sector er wel van en daarmee ook de maatschappij. Met investeringen in preventie, bijvoorbeeld via het sociaal domein, kun je onnodig medicijngebruik of andere vormen van zorg voorkomen.’
Timmerhuis: ‘Mijn ervaring is dat we nu veel minder kritiek krijgen op onderzoek dat niet strikt medisch is. Het belang van andere vraagstukken wordt meer gezien. Ook de agenda van medisch specialisten verbreedt. Zij zien meer en meer in dat je verder moet kijken dan het medische alleen.’
Het inzicht dat we in ons land meer moeten investeren in het stimuleren van gezondheid staat in het Integraal Zorg Akkoord (IZA). Overheden en zorgspelers hebben hierin afgesproken de krachten te bundelen. De ondertekenaars hopen het zorgstelsel betaalbaar en toegankelijk te houden door ziekte vaker te voorkomen en te focussen op passende zorg. Dat vergt fundamentele veranderingen van organisaties en de onderlinge omgang. Wat is de rol van ZonMw hierin?
Timmerhuis: ‘Wij willen met kennis bijdragen, dat is de rol van ZonMw. Voor de in het IZA bepleite transitie is erg veel kennis nodig. Denk aan onderzoek naar doelmatigheid, duurzame zorg, wat werkt qua ‘samen beslissen’ of hoe je een bredere benadering van gezondheid toepast. En dan heb ik het nog niet gehad over de vraag hoe de zorg kan transformeren. Ook daarvoor is veel kennis nodig en daarin kunnen we veel betekenen.’
Smid: ‘Beleidsmakers willen weleens vergeten dat niet alleen voor interventies maar ook voor proces- of organisatieveranderingen kennis nodig is. Van voorgenomen veranderingen wil je weten of ze ook werken. Dat zul je moeten onderzoeken. Dat kan bijvoorbeeld in grote proeftuinen.’
Timmerhuis: ‘We werken gelukkig niet alleen op basis van onderzoeken en dan vier jaar afwachten. Het kan ook door dingen te doen en leren van dat doen. Zoals in onze nieuwe grote ontwikkelprogramma’s voor de regionale samenwerkingsverbanden van het IZA. Die beoordelen wij niet zozeer op voorhand maar monitoren we meer in de loop van het proces.’
Smid: ‘Gelukkig heeft ZonMw al ervaring opgedaan met de introductie van innovatief actieonderzoek. Dat begon acht jaar geleden op kleine schaal. Daardoor weten we nu hoe we onderzoek kunnen doen, zonder vooraf alles uit te schrijven. En ook hoe je zo’n onderzoek onderweg kunt begeleiden en bijstellen. Om in deze vormen van onderzoek te groeien, hebben ZonMw-medewerkers gericht trainingen en opleidingen gevolgd. Zo zijn we langzamerhand doorgegroeid naar het huidige niveau.’
Timmerhuis: ‘Bij de ontwikkelprogramma’s die we gaan doen rond het IZA zie je zeer duidelijk dat we een nieuwe rol hebben gekregen. De regionale samenwerkingsverbanden zijn daar niet in competitie. Niet alleen de beste krijgt financiering, ook de zwakkere broeders. Dat vraagt iets anders van ons. Monitoren en coachen wordt belangrijker. Wat we doen is dus veel breder dan wat de klassieke onderzoeksfinancier doet. Ook dat blijven we vol overgave doen. We blijven ons sterk maken voor open wetenschapsprogramma’s; het door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek en de kennisbasis blijven we voeden. Maar daar is dus een rol bijgekomen: die van de actieve en onafhankelijke verbinder in het veld om tot kennis en oplossingen in de praktijk te komen.’
Veronique Timmerhuis
algemeen directeur 2020-nu
Het woord onafhankelijkheid valt vaker tijdens deze dialoog. Timmerhuis en Smid denken dat dit een belangrijke meerwaarde is van ZonMw. Misschien neemt het belang ook nog toe in deze tijd.
Timmerhuis: ‘Bij alle issues die nu op ons afkomen, is onze onafhankelijkheid bijzonder belangrijk. Dat helpt bij gepolariseerde discussies zoals die rond klimaatverandering en COVID. Wij blijven weg bij de politieke discussie en zorgen ervoor dat de noodzakelijke kennis er komt. Tijdens de COVID-periode bleek wat de waarde is van een onafhankelijke organisatie zoals wij. We hebben in een hoog tempo heel veel op poten gezet. Ondanks de haast bleven we, bijvoorbeeld bij studies naar de effectiviteit van vaccinaties, protocollaire eisen aan data stellen, zodat de resultaten over groepen vergelijkbaar bleven. We stonden echt ergens voor. Daar ben ik bijzonder trots op.’
Smid: ‘Je moet ergens voor durven staan. We kunnen wat dat betreft iets leren van de discussie over het gebruik van proefdieren, hoewel die natuurlijk minder gepolariseerd was dan bij klimaatverandering of COVID. Bij de proefdierendiscussie hebben we pioniers met ideeën voor alternatieven in staat gesteld projectsubsidies aan te vragen. Zo konden zij laten zien dat verandering mogelijk is. Dat begon bijzonder bescheiden maar kreeg een enorm vervolg. We hebben het nu al over een transitie naar een proefdiervrije wetenschap.’
Timmerhuis: ‘We hebben daar net een mooie diepteverkenning over gemaakt door mensen breed uit het veld samen te brengen. Ook internationaal wordt dat omarmd. Door dit soort dingen te organiseren kunnen we een beweging versnellen.’
Smid: ‘Je moet bepaalde onderwerpen op de agenda durven zetten en ze vervolgens blijven aanzwengelen. Dat is een rode draad in de bewegingen die we op gang hebben gezet: lef en geduld.’ ←
Henk Smid en Veronique Timmerhuis zijn samen 25 jaar koersbepalend bij ZonMw. Hij was vanaf de oprichting in 1998 algemeen directeur en zij volgde hem in 2020 op. Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum ontmoetten ze elkaar voor een dialoog waarin ze zowel terug- als vooruitkijken. Over de missie van Els Borst, de veranderende rol van ZonMw en ergens voor staan.
Het is onvermijdelijk om een jubileumdialoog over ZonMw te starten met de te vroeg overleden Els Borst. De voormalig minister van Volksgezondheid heeft ZorgOnderzoek Nederland (ZON) opgericht, de voorloper van ZonMw. Ze stak haar ziel en zaligheid in de opstart van de organisatie omdat ze heilig overtuigd was van het belang ervan. Smid maakte haar intensief mee bij het opzetten van ZON en ook daarna. Volgens hem bemoeide Borst zich hoogstpersoonlijk met de start, bijvoorbeeld door zelf aantekeningen te maken in voorstellen. Ook na haar ministerschap bleef ze zich inzetten voor ZonMw. Zo was ze voorzitter van de ZON-programmacommissie patiënten/consumenten. Via ZonMw wilde Borst de praktijk meer laten profiteren van de beschikbare kennis. Het was haar missie dat de zorgwerkvloer vaker inzichten uit de wetenschap ging toepassen. Smid: ‘Zij stond voor evidence based medicine – of beter – evidence based gezondheidszorg.’
We starten de dialoog met de vraag of ZonMw de missie van Borst waarmaakt. Lukt het goed genoeg om met kennis impact te maken?
Smid: ‘Els Borst zou vast te spreken zijn over de impact die onze organisatie weet te maken. Een mooi voorbeeld van wetenschap naar de praktijk brengen en omgekeerd is ons doelmatigheidsonderzoek. Zorgprofessionals ontvangen wetenschappelijke antwoorden op vragen uit hun praktijk. We maken met deze professionals, bijvoorbeeld via het Kennisinstituut van de medisch specialisten, afspraken dat ze iets met die antwoorden gaan doen. Hierdoor wordt kennis in toenemende mate en sneller opgenomen in richtlijnen en zorgstandaarden. Nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap komen daardoor eerder bij de praktijk terecht.’
‘Zonder dat we alternatieve geneeswijzen bepleitten, wilden wij toch weten: zijn deze behandelwijzen, waar honderdduizenden mensen gebruik van maken, effectief?’
Timmerhuis: ‘Impact genereren zit in de genen bij ZonMw. Mooi dat dit ook goed is gezien in de laatste evaluatie van onze organisatie. Die externe evaluatie heeft als titel meegekregen: “ZonMw realiseert impact met kennis.” Een voorbeeld van hoe we werken aan impact? Ons grote programma Goed Gebruik Geneesmiddelen laat zien hoe we dat doen. Dit programma gaat over hard klinisch ‘onderzoek’ naar de werking van medicijnen en tegelijk over de dagelijkse praktijk van het goede gebruik van medicijnen, bijvoorbeeld in de Utrechtse wijk Kanaleneiland. Wat moet je aan de balie van de apotheek doen om ervoor te zorgen dat patiënten medicijnen op de juiste wijze gebruiken? Net als bij het medisch onderzoek gaat het ook daar om bewezen methoden; met welke gesprekstechnieken kun je patiënten informeren en motiveren om hun medicatie op het juiste moment in te nemen en met therapietrouw?’
Smid: ‘Ik denk dat Borst ook tevreden zou zijn over de manier waarop we patiënten betrekken. Patiënten denken mee over onze kennisagenda’s. Ook hebben we ervaringsdeskundigen in toekennings- of evaluatiecommissies zitten.’
Timmerhuis: ‘Dat we erin slagen impact te maken is te danken aan onze programmatische aanpak. Door met programma’s te werken kunnen we voor de aanvragen meer eisen stellen rond onder meer patiëntenparticipatie, impact, open science en het meenemen van een brede benadering van gezondheid. Door daarop te sturen, zorgen we voor maatschappelijke meerwaarde. Die programma’s stellen ons ook in staat om lange onderzoekslijnen te maken. Zo kunnen we onderzoek meer op lange termijn ondersteunen in plaats van allerlei losse projecten die weer ‘doodvallen’ na afronding.’
In de door Timmerhuis genoemde evaluatie krijgt ZonMw niet alleen complimenten voor de impact, maar ook voor het functioneren van de organisatie en de kwaliteit van de medewerkers. Dat klinkt natuurlijk als muziek in de oren van Timmerhuis en Smid, maar ze zijn ook niet doof voor kritiek. Er zijn ook weleens kritische geluiden te horen geweest.
Smid: ‘We hebben vaak onze rug recht moeten houden. Zo kreeg onze innovatieve aanpak met programma’s aanvankelijk niet van iedereen applaus. Een voorzitter van een umc-wetenschapscommissie zei: “Dat met die programma’s moet je niet doen. Dat is allemaal bureaucratie. Geef ons het geld en wij lossen het wel voor jullie op.” Hij heeft ongelijk gekregen. Programma’s blijken erg nuttig, vooral vanwege de praktijkverbetering die je ermee bereikt.’
Timmerhuis: ‘Een voordeel van onze programma’s met lange lijnen is ook: meer duidelijkheid voor onderzoekers en, waar passend, ook de optie om in grotere opdrachten zaken uit te zetten met minder bureaucratie. Bijvoorbeeld in consortia, waardoor onderzoekspartijen meer zekerheid hebben.’
Smid: ‘Wij hebben die programma’s en grotere consortia in gang gezet omdat we niet steeds weer opnieuw een projectencarrousel wilden. Natuurlijk blijft er behoefte aan losse projecten. Niet iedere vraag leent zich voor een programma. Maar dit is een erg belangrijke beweging geweest.’
Timmerhuis: ‘De lange lijnen van programmeren brengen rust. Dat zie je bijvoorbeeld bij het Onderzoeksprogramma Dementie. Daar werken we met grote consortia en honoreringen met een looptijd van vijf jaar met de mogelijkheid om ze te verlengen met nog eens vijf jaar. Daardoor hoeven onderzoekers niet steeds opnieuw een aanvraag in te dienen.’ ‘Het voorkomen van bureaucratie houdt onze aandacht, daar blijven we zelf ook kritisch naar kijken. In een recente enquête hebben we aanvragers gevraagd hoe zij onze procedures ervaren. Tot mijn verrassing viel de kritiek mee. Er kwamen wel wat dingen uit die we beter moeten doen, zoals subsidieoproepen niet vlak voor een vakantieperiode openen.’ Smid: ‘Dat is al een oude. Uit mijn tijd herinner ik een onderzoekster die mij belde op weg naar haar vakantie in Oostenrijk. Zij zat met een laptop op een parkeerterrein naast de auto. Dat was vijf uur voor het bereiken van een deadline.’
Als ZonMw op één punt kritisch wordt gevolgd dan is dat op de keuzes voor de projecten die de organisatie ondersteunt. Dat het geld ook naar andere dingen gaat dan mainstream medisch onderzoek, daar is niet altijd iedereen het mee eens.
Smid: ‘Een voorbeeld zijn de alternatieve geneeswijzen. Wij signaleerden dat we daar ook onderzoek naar moesten doen. Dat viel niet in goede aarde bij anti-kwakzalvers. Zonder dat we alternatieve geneeswijzen bepleitten, wilden wij toch weten: zijn deze behandelwijzen, waar honderdduizenden mensen gebruik van maken, effectief of juist schadelijk? In bepaalde gevallen bleken ze effectief. Uit door ons gefinancierde onderzoeken kwam naar voren dat mindfulness werkt bij mentale klachten en pepermuntolie bij darmklachten van kinderen. Die behandelingen zijn nu in richtlijnen opgenomen.’ ‘De kritiek op het ondersteunen van bepaalde projecten kwam meestal voort uit de, overigens onterechte, angst dat er dan minder geld zou gaan naar andere dingen zoals medisch onderzoek. Dat zag je aanvankelijk ook bij onderzoek dat zich richtte op de praktijk van verpleegkundigen en verzorgenden. Dit stuitte op weerstand bij gevestigde groepen. Hetzelfde zag je na ons signalement over klimaat en gezondheid in 2008, ver voor dit een brede discussie werd. Ook daar was de angst dat dit ten koste ging van middelen voor andere onderzoeksdoelen.’
Timmerhuis: ‘Je hoort ook wel eens kritiek dat innovatiegeld voor de zorg niet altijd naar de zorg gaat. Dat klopt, maar daar zijn goede redenen voor. We zijn steeds breder gaan investeren. Ons geld gaat, in lijn met de meest recente inzichten, vaker dan vroeger naar preventie en welzijn. Daarin investeren brengt met zich mee dat je ook moet samenwerken met spelers buiten het strikte zorgdomein. Dat doen we bijvoorbeeld in ons Actieprogramma Onbegrepen Gedrag. Daar is ruimte voor het ontwikkelen van oplossingen met lokale partijen zoals de GGD, gemeenten en politie.’
‘We zijn steeds breder gaan investeren. Ons geld gaat, in lijn met de meest recente inzichten, vaker dan vroeger naar preventie en welzijn’
Smid: ‘Belangrijk om te beseffen is: al gaat het geld niet direct naar de zorg, toch profiteert de sector er wel van en daarmee ook de maatschappij. Met investeringen in preventie, bijvoorbeeld via het sociaal domein, kun je onnodig medicijngebruik of andere vormen van zorg voorkomen.’
Timmerhuis: ‘Mijn ervaring is dat we nu veel minder kritiek krijgen op onderzoek dat niet strikt medisch is. Het belang van andere vraagstukken wordt meer gezien. Ook de agenda van medisch specialisten verbreedt. Zij zien meer en meer in dat je verder moet kijken dan het medische alleen.’
Het inzicht dat we in ons land meer moeten investeren in het stimuleren van gezondheid staat in het Integraal Zorg Akkoord (IZA). Overheden en zorgspelers hebben hierin afgesproken de krachten te bundelen. De ondertekenaars hopen het zorgstelsel betaalbaar en toegankelijk te houden door ziekte vaker te voorkomen en te focussen op passende zorg. Dat vergt fundamentele veranderingen van organisaties en de onderlinge omgang. Wat is de rol van ZonMw hierin?
Timmerhuis: ‘Wij willen met kennis bijdragen, dat is de rol van ZonMw. Voor de in het IZA bepleite transitie is erg veel kennis nodig. Denk aan onderzoek naar doelmatigheid, duurzame zorg, wat werkt qua ‘samen beslissen’ of hoe je een bredere benadering van gezondheid toepast. En dan heb ik het nog niet gehad over de vraag hoe de zorg kan transformeren. Ook daarvoor is veel kennis nodig en daarin kunnen we veel betekenen.’
Smid: ‘Beleidsmakers willen weleens vergeten dat niet alleen voor interventies maar ook voor proces- of organisatieveranderingen kennis nodig is. Van voorgenomen veranderingen wil je weten of ze ook werken. Dat zul je moeten onderzoeken. Dat kan bijvoorbeeld in grote proeftuinen.’
Timmerhuis: ‘We werken gelukkig niet alleen op basis van onderzoeken en dan vier jaar afwachten. Het kan ook door dingen te doen en leren van dat doen. Zoals in onze nieuwe grote ontwikkelprogramma’s voor de regionale samenwerkingsverbanden van het IZA. Die beoordelen wij niet zozeer op voorhand maar monitoren we meer in de loop van het proces.’
Smid: ‘Gelukkig heeft ZonMw al ervaring opgedaan met de introductie van innovatief actieonderzoek. Dat begon acht jaar geleden op kleine schaal. Daardoor weten we nu hoe we onderzoek kunnen doen, zonder vooraf alles uit te schrijven. En ook hoe je zo’n onderzoek onderweg kunt begeleiden en bijstellen. Om in deze vormen van onderzoek te groeien, hebben ZonMw-medewerkers gericht trainingen en opleidingen gevolgd. Zo zijn we langzamerhand doorgegroeid naar het huidige niveau.’
Timmerhuis: ‘Bij de ontwikkelprogramma’s die we gaan doen rond het IZA zie je zeer duidelijk dat we een nieuwe rol hebben gekregen. De regionale samenwerkingsverbanden zijn daar niet in competitie. Niet alleen de beste krijgt financiering, ook de zwakkere broeders. Dat vraagt iets anders van ons. Monitoren en coachen wordt belangrijker. Wat we doen is dus veel breder dan wat de klassieke onderzoeksfinancier doet. Ook dat blijven we vol overgave doen. We blijven ons sterk maken voor open wetenschapsprogramma’s; het door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek en de kennisbasis blijven we voeden. Maar daar is dus een rol bijgekomen: die van de actieve en onafhankelijke verbinder in het veld om tot kennis en oplossingen in de praktijk te komen.’
Het woord onafhankelijkheid valt vaker tijdens deze dialoog. Timmerhuis en Smid denken dat dit een belangrijke meerwaarde is van ZonMw. Misschien neemt het belang ook nog toe in deze tijd.
Timmerhuis: ‘Bij alle issues die nu op ons afkomen, is onze onafhankelijkheid bijzonder belangrijk. Dat helpt bij gepolariseerde discussies zoals die rond klimaatverandering en COVID. Wij blijven weg bij de politieke discussie en zorgen ervoor dat de noodzakelijke kennis er komt. Tijdens de COVID-periode bleek wat de waarde is van een onafhankelijke organisatie zoals wij. We hebben in een hoog tempo heel veel op poten gezet. Ondanks de haast bleven we, bijvoorbeeld bij studies naar de effectiviteit van vaccinaties, protocollaire eisen aan data stellen, zodat de resultaten over groepen vergelijkbaar bleven. We stonden echt ergens voor. Daar ben ik bijzonder trots op.’
Smid: ‘Je moet ergens voor durven staan. We kunnen wat dat betreft iets leren van de discussie over het gebruik van proefdieren, hoewel die natuurlijk minder gepolariseerd was dan bij klimaatverandering of COVID. Bij de proefdierendiscussie hebben we pioniers met ideeën voor alternatieven in staat gesteld projectsubsidies aan te vragen. Zo konden zij laten zien dat verandering mogelijk is. Dat begon bijzonder bescheiden maar kreeg een enorm vervolg. We hebben het nu al over een transitie naar een proefdiervrije wetenschap.’
Timmerhuis: ‘We hebben daar net een mooie diepteverkenning over gemaakt door mensen breed uit het veld samen te brengen. Ook internationaal wordt dat omarmd. Door dit soort dingen te organiseren kunnen we een beweging versnellen.’
Smid: ‘Je moet bepaalde onderwerpen op de agenda durven zetten en ze vervolgens blijven aanzwengelen. Dat is een rode draad in de bewegingen die we op gang hebben gezet: lef en geduld.’ ←