Won in 2012 ¦ Met Met Humane eindpunten proefdieren
Coenraad Hendriksen, emeritus-hoogleraar alternatieven voor dierproeven bij de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht, kreeg elf jaar geleden een Parel. Hij ziet zichzelf nog staan, met zijn vrouw, kinderen en collega’s in een collegezaal in Utrecht. ‘Ik had kort tevoren gehoord dat ik deze prijs zou krijgen, maar op het moment zelf voelde ik me toch nog overvallen. Ik vond het ook een atypische Parel – wij werkten immers eerder aan bewustwording dan aan een onderzoekstraject. Bovendien is het gebruik van proefdieren geen populair onderwerp in de wereld van het gezondheidsonderzoek. ZonMw heeft dat altijd goed gedaan. Met meerdere programma’s op het gebied van alternatieven voor proefdiergebruik steken ze echt hun nek uit.’
Zijn prijswinnende project ging over de laatste levensfase van dieren die bij medisch onderzoek gebruikt worden. Een ‘niet sexy onderwerp’, vindt Hendriksen. Samen met enkele Duitse en Engelse collega’s benoemde hij de klinische verschijnselen die wijzen op ernstig lijden van proefdieren en die daarom tot ingrijpen zouden moeten leiden. Een duidelijke verlaging van de lichaamstemperatuur bijvoorbeeld, of gewichtsverlies. ‘Als zulke verschijnselen zich voordoen, weet je dat de dieren sterk leed ervaren. Onderzoekers kunnen bij zulke tekenen de betreffende dieren uit het experiment halen en doden. Dan voorkom je dat de dieren juist in die laatste levensfase van de studie extra lijden.’
Om deze zogeheten humane eindpunten meer bekendheid te geven, produceerden de onderzoekers een cd-rom en website (www.humane-endpoints.info). De informatie daarop is bruikbaar voor alle biomedische disciplines. De site bevat ook een toetsingsmodule, die onderzoekers kan helpen de juiste en de minst belastende dierproef te kiezen of hen op het spoor kan zetten van geschikte alternatieven voor een voorgenomen proef met dieren. Hij vindt het jammer dat de site nu niet meer geactualiseerd wordt. ‘Sinds ik vijf jaar geleden met pensioen ging, stelt de faculteit andere prioriteiten.’ Het onderwerp zelf staat gelukkig nog wel op de agenda, weet Hendriksen. Sinds 2010 zijn onderzoekers ook wettelijk verplicht om in hun onderzoekaanvraag zulke klinische eindpunten te benoemen. De Parel heeft zeker bijgedragen aan een mentaliteitsverandering, denkt Hendriksen. ‘Het meeste geld en ook de meeste prijzen gaan naar manieren om proefdieren te vervangen. Maar ons onderzoek gaat over verfijnen. Hoe kun je het leven van proefdieren verbeteren? Ook daarom waren wij verbaasd dat we een Parel kregen.’
Bij alternatieven voor dierproeven gaat het altijd om een van de drie V’s, legt de hoogleraar uit: vervangen, verminderen of verfijnen. ‘Zeker de laatste jaren richt alle aandacht zich op vervangen. Vaak is daarbij de veronderstelling dat dit snel gaat lukken, zodat er geen proefdieren meer nodig zouden zijn. Ik vind dit niet realistisch omdat ontwikkelingen langzaam gaan, dus er móet aandacht blijven voor verfijnen. Als we ons huidige niveau van zorg willen handhaven, blijven er proefdieren nodig. Ik ben opgeleid als dierenarts en zal altijd op onze verantwoordelijkheid voor deze dieren blijven hameren. Toen ik veertig jaar geleden begon, werd letterlijk gezegd dat ik met mijn visie een marsmannetje was. Nu is dit gelukkig aardig gemeengoed.’